Argumentatio-1

Paragraaf 60

respirare visus est quod non alius potius diceret. coepi dicere. Vsque eo animadverti, iudices, eum iocari atque alias res agere ante quam Chrysogonum nominavi; quem simul atque attigi, statim homo se erexit, mirari visus est. intellexi quid cum pepugisset. iterum ac tertio nominavi. postea homines cursare ultro et citro non destiterunt, credo, qui Chrysogono nuntiarent esse aliquem in civitate qui contra voluntatem eius dicere auderet; aliter causam agi atque ille existimaret, aperiri bonorum emptionem, vexari pessime societatem, gratiam potentiamque eius neglegi, iudices diligenter attendere, populo rem indignam videri. 

 

Vertaling

Eindelijk sloot hij zijn redevoering af en ging zitten. Nu ging ik staan. Hij leek opgelucht adem te halen omdat er niemand anders zou spreken. Ik begon aan mijn pleidooi. Heren rechters, mij viel op dat hij grappen maakte en met andere dingen bezig was, tot ik Chrysogonus met name noemde. Zodra ik die aanroerde, kwam Erucius direct overeind en leek zich te verbazen. Ik begreep wat hem gestoken had. Ik noemde Chrysogonus een tweede en derde keer. Daarna liepen er mannen onophoudelijk heen en weer, ik vermoed om Chrysogonus te informeren dat er in de staat iemand was die durfde tegen zijn wil in te spreken. Dat het proces anders liep dan hij had ingeschat, dat de aankoop van de goederen werd onthuld, dat het bondgenootschap er zwaar van langs kreeg, dat zijn aanzien en zijn macht werden geminacht, dat de rechters aandachtig luisterden en dat het volk de zaak als een schandaal opvatte.

assedit – surrexi ego: de tegenstelling van zitten en staan kennen we al van de eerste zin van de speech (zie §1a). Ook het in het exordium zo vaak gebruikte ego staat hier opnieuw. Met dit visuele detail wordt het contrast van het slechte pleidooi van Erucius met Cicero’s eigen speech nog eens aangescherpt.

peroravit – dicere: buitengewoon korte zinnen benadrukken dit dramatische moment nog meer.

diceret – dicere: polyptoton dat eveneens de nadruk op het verschil in spreken van Erucius en Cicero legt. Ook deze herhaling van het werlkwoord dicere kennen we al vanuit het exordium (zie §3). Het benadrukt de rol die Cicero hier speelt, namelijk die van orator.

dicere auderet: ook hiermee verwijst Cicero terug naar het exordium, waar hij zijn verdediging al als dapper had beschreven (zie §1b en 2).

aperiri – vexari – neglegi – attendere – videri: de vijf infinitivi staan inhoudelijk niet op één lijn; de eerste drie vormen een tricolon (zie thema stijlfiguren) dat de inhoud van Cicero’s speech samenvat, de vierde en vijfde geven de reacties van het publiek weer.

Chrysogonum - Chrysogono: nadat Cicero in de laatste alinea’s met name Erucius belachelijk gemaakt heeft, roept hij het eigenlijke doelwit van zijn speech weer in herinnering door de naam hier twee keer te noemen en door Erucius’ reacties op eerdere keren te beschrijven dat Cicero de naam liet vallen.

gratiam potentiamque: al in §1b (zie commentaar daar) was Chrysogonus als potentissimus gekarakteriseerd, en in §35 was de daad van hem en de Titi Roscii door hetzelfde woord potentia gekenmerkt.