Sulla

Lucius Cornelius Sulla (138-78 v.Chr), later ook bekend door zijn bijnaam (agnomen) Felix (‘de gelukkige’), was een van de invloedrijkste en machtigste politici van zijn generatie. Hij was lid van een oude patricische familie en viel al in jonge jaren als zeer getalenteerde veldheer op. Hierdoor verwierf hij grote autoriteit in de senaat en aanzien onder de bevolking van Rome. De meeste roem verwierf hij echter in de laatste tien jaar van zijn leven, toen hij uiteindelijk dictator voor onbepaalde tijd werd. Kort voor zijn dood legde hij deze functie neer en vertrok naar zijn landgoederen waar hij als ambteloos burger overleed.

Bondgenotenoorlog en burgeroorlog; Sulla

De jaren 90-80 v.Chr. waren een bijzonder onrustige periode van de Romeinse geschiedenis. Eerst vochten Rome’s Italische bondgenoten tegen Rome omdat zij voor hun loyale vriendschap met het Romeinse burgerrecht beloond wilden worden. Sulla was een van de generaals die tegen de Italiërs werd uitgezonden. Uiteindelijk kregen de bondgenoten wat ze wilden en werden alle inwoners van Italië Romeinse burgers. Dat bracht belangrijke veranderingen voor de Romeinse politiek met zich mee: opeens konden veel meer mensen aan verkiezingen deelnemen en moesten die in de oude stemgroepen (tribus) geïntegreerd worden. Dit veroorzaakte veel onrust tussen de senatoren en de volkstribunen, omdat het een verschuiving van de traditionele macht betekende.

Hoewel deze oorlog voor Rome moeilijk was en door de bondgenoten gewonnen werd, had Sulla weer eens zijn militair talent getoond. Als gevolg hiervan werd hij in 88 v.Chr. tot consul verkozen en kreeg hij (via zijn consulaire provincie Asia) ook van de senaat het opperbevel voor een belangrijke oorlog: die tegen koning Mithridates VI van Pontos die de Romeinse legers in het Oosten al lang teisterde. Zo’n imperium was een grote eer en betekende (in het geval van een overwinning) kans op een triomftocht en grote roem voor de overwinnaar en zijn hele familie. De volksvergadering die met de senaat op gespannen voet stond, bekrachtigde dit besluit van de senaat niet en benoemde een tegen-aanvoerder voor de oorlog: de oude generaal Marius onder wiens bevel de jonge Sulla zijn eerste militaire sporen had verdiend. Geen van beide was bereid een stap opzij te zetten; het gevolg was de eerste van meerdere burgeroorlogen in Rome in de eerste eeuw v.Chr. Eerst lukte het Marius in Rome de macht te grijpen en veel aanhangers van Sulla te laten vermoorden. Sulla daarentegen voerde een succesvolle oorlog tegen Mithridates. Na de dood van Marius in januari 86 ‘erfde’ Lucius Cornelius Cinna diens macht en was deze voor enkele jaren de machtigste man in Rome, totdat Sulla in 83 met zijn leger naar Rome marcheerde. Een jaar later lukte het hem de macht in de stad te grijpen.

Sulla’s dictatuur en de proscripties

Sulla liet zich in 82 bij de lex Valeria officieel tot dictator benoemen. Dit was een buitengewoon ambt in de Romeinse constitutie: in tijden van grote nood kon elk van beide consuls een dictator benoemen die boven hemzelf, zijn collega en alle andere magistraten stond; deze kon dan verregaande juridische en militaire beslissingen nemen zonder die met de bestuursorganen (de senaat, de volksvergadering en de consuls) af te stemmen. Traditioneel gold voor zo’n benoeming een maximale periode van zes maanden; Sulla werd echter op irreguliere wijze voor onbepaalde tijd tot dictator gemaakt “totdat hij de orde in Rome en Italië weer had hersteld”.

Sulla’s politiek was over het algemeen zeer senaatvriendelijk (hij was dus een klassieke aanhanger van de optimates) en reduceerde daardoor de invloed van de ridders. Weliswaar vergrootte hij de senaat van 300 naar 600 leden, onder andere door ook ridders die voor hem hadden gevochten tot senatoren te maken. Aan de  andere kant ontnam hij de ridders het niet lang daarvoor verworven recht om jurylid in een rechtbank te zijn (Cicero maakt hierop een toespeling in de peroratio van zijn speech).

Een van de beruchtste maatregelen die hij trof was de naar hem genoemde lex Cornelia de proscriptione. Hij liet (voor het eerst in de Romeinse geschiedenis) lijsten publiceren waarop de namen van personen stonden, vaak senatoren of rijke ridders die tegen hem hadden gevochten (zie thema proscripties). De terreur van deze proscriptie heeft de Romeinen van de volgende generaties nog met angst vervuld; uiteindelijk kwam naar dit voorbeeld de proscriptie van het jaar 43, toen het tweede triumviraat (Octavianus, Marcus Antonius en Lepidus) het middel opnieuw inzette om hun tegenstanders uit de weg te ruimen.

De Romeinse geschiedschrijver Velleius Paterculus, die rond 30 n.Chr. schreef, karakteriseert Sulla als volgt: “Cornelius Sulla: een man die men niet genoeg kan prijzen tot het einde van zijn overwinningen, en na zijn overwinning niet genoeg kan berispen.” Vandaag wordt Sulla’s dictatuur verschillend beoordeeld. Velen zien in hem een meedogenloze machtswellusteling, een soort voorganger van politici zoals C. Julius Caesar of Octavianus (de latere keizer Augustus). Met Sulla’s dictatuur zou als het ware het einde van de Romeinse republiek al begonnen zijn. Inderdaad was Sulla’s macht aan het eind van de jaren 80, tijdens het proces tegen Sextus Roscius, bijna grenzeloos. Hij werd geëerd met een gouden standbeeld op het forum en met een nieuwe erenaam: Felix, ’de gelukkige’, een toespeling op de steun van de goden die hem geluk, felicitas, zouden hebben geschonken (in onze speech vergelijkt Cicero in §131 Sulla’s macht met die van Jupiter!). Bij dit beeld van de naar absolute macht strevende politicus past echter niet dat Sulla in 79 v.Chr. vrijwillig de dictatuur neerlegde en zich uit het openbare leven terugtrok (Caesar zou deze abdicatie later bekritiseerd hebben en Sulla daarom een politieke analfabeet hebben genoemd). Hieruit spreekt toch een zeker gevoel van verantwoording voor de staat en voor het behoud van de republiek.

Verder lezen:

Catherine Steel, Cicero’s defence of Sextus Roscius and the Sullan res publica. In: Lampas 50 (2017) 453-462

Andrea Eckert,  Lucius Cornelius Sulla in der antiken Erinnerung: Jener Mörder, der sich Felix nannte (Berlin en Boston 2016).

Opdrachten

  1. We mogen ervan uitgaan dat de jonge advocaat Cicero met zijn pleidooi niet Sulla tot zijn vijand wilde maken. Toch spreekt hij soms over hem in de context van deze delicate zaak. Hoe zorgt Cicero ervoor dat Sulla zich niet geroepen zal voelen om zijn ‘vrienden’ te beschermen? Maak voor je betoog gebruik van alle voorbeelden van Cicero’s verwijzingen naar Sulla en eventueel ook van de verwijzingen naar Cicero’s tegenstanders in dit proces (zie ook thema Logos – Ethos – Pathos).
  2. Tekstoverlevering: Wij hebben aan het einde van §130 ervoor gekozen de volgende tekst af te drukken: partim improbante partim imprudente L. Sulla. De woorden partim improbante zijn echter niet in de handschriften overgeleverd en door moderne uitgevers toegevoegd. Zij hebben daarmee de betekenis van de passage enigszins veranderd. In onze tekst staat dat Sulla van negatieve acties van zijn aanhangers ofwel niets afweet ofwel diegene die hij wel kent afkeurt. Als de toevoeging niet gedaan wordt en er alleen partim imprudente staat, betekent dat natuurlijk iets anders, namelijk dat Sulla er gedeeltelijk geen weet van heeft. Dat klopt weliswaar in de algemeen geformuleerde zin (want natuurlijk weet hij wel iets van de multa af die multi dagelijks doen), maar kan ook een impliciet vraagteken zijn of hij van deze zaak niet toch iets afwist. Bespreek de voor- en nadelen van de toevoeging van de tekst in de context van de hele redevoering en van? de manier waarop Cicero over Sulla spreekt.
  3. Actualisatie: Volgens Cicero kan de machtige Sulla niet alles in de gaten houden wat er door ‘zijn mensen’ wordt gedaan. Een vergelijkbare redenatie vinden we vaak wanneer er ernstige fouten zijn gemaakt door ambtenaren. Uiteindelijk leidt dit vaak toch tot het aftreden van de minister die verantwoordelijk wordt gehouden voor het gedrag van ‘zijn’ of ‘haar’ ambtenaren. Zoek naar voorbeelden in de recente Nederlandse politiek en in debatten uit de Tweede Kamer over deze kwesties na welke argumenten er worden gebruikt om de minister al dan niet te laten aftreden. (Bron > Debatten TK)

Printbare versie van Thema Sulla