Argumentatio-2

Paragraaf 117

at vero T. Roscius non unum rei pecuniariae socium fefellit, quod, tametsi grave est, tamen aliquo modo posse ferri videtur, verum novem homines honestissimos, eiusdem muneris, legationis, offici mandatorumque socios, induxit, decepit, destituit, adversariis tradidit, omni fraude et perfidia fefellit; qui de scelere suspicari eius nihil potuerunt, socium offici metuere non debuerunt, eius malitiam non viderunt, orationi vanae crediderunt. itaque nunc illi homines honestissimi propter istius insidias parum putantur cauti providique fuisse; iste qui initio proditor fuit, deinde perfuga, qui primo sociorum consilia adversariis enuntiavit, deinde societatem cum ipsis adversariis coiit, terret etiam nos ac minatur tribus praediis, hoc est praemiis sceleris, ornatus. in eius modi vita, iudices, in his tot tantisque flagitiis hoc quoque maleficium de quo iudicium est reperietis. 

 

Vertaling

Maar Titus Roscius heeft niet één compagnon in een geldkwestie bedrogen – hoewel dat ernstig is, lijkt dat toch op een of andere manier nog te verdragen – maar negen zeer voorname mannen, bondgenoten in dezelfde taak, gezantschap en plicht overgehaald, misleid, bedrogen en aan hun vijanden overgeleverd en met elk denkbaar bedrog en verraad opgelicht. Zij konden van zijn misdaad geen vermoeden hebben, ze hoefden een bondgenoot bij hun taak niet te vrezen, doorzagen zijn kwaadaardigheid niet en geloofden zijn leugenachtige woorden. Daarom wordt er nu door zijn intriges van deze zeer voorname mannen gedacht dat ze te weinig voorzichtig en vooruitziend zijn geweest. Maar hij die eerst verrader was en toen overloper, die eerst de plannen van zijn bondgenoten aan de vijanden had doorgebriefd en daarna met diezelfde vijanden een partnerschap was aangegaan, jaagt nu ook ons nog schrik aan en bedreigt ons, hoewel hij met drie landgoederen, dat is de beloning voor de misdaad, is verrijkt. In een leven van dien aard zult u, heren rechters, onder zo talrijke en zo grote schanddaden ook het misdrijf vinden waar dit proces over gaat.

induxit … fefellit: niet minder dan vijf werkwoorden als variatie van “bedriegen”, bovendien nog met steeds grotere kola (crescens-effect). Zo’n enorme opeenstapeling van synoniemen creëert een enorme nadruk. Een vergelijkbaar effect vinden we daarna met vier woorden voor de naïviteit van de overige gezanten (suspicari, metuere, videre, credere).

itaque … fuisse: de zin bevat bijzonder veel alliteraties (homines honestissimi; istius insidias; parum putantur … providi) en is daardoor vooral voor de luisteraar heel opvallend.

proditor fuit, deinde perfuga: de allitererende woorden benoemen de twee stappen van Capito’s gedrag die hierna worden uitgelegd. perfuga is bovendien wegens zijn militaire connotatie een zwaar woord (overlopen was een van de ergste dingen die een Romeinse soldaat kon doen; het had infamia, eerloosheid, tot gevolg).

adversariis (2x): het woord staat er twee keer om het overlopen van Capito nog eens te benadrukken; hetzelfde doen de twee woorden met een socius-stam: i.p.v. zijn oude bondgenoten (de gezanten: sociorum) heeft hij nu nieuwe maatjes gevonden (societatem).

praediis – praemiis: een geestig spel met twee woorden die maar een letter verschillen en de praedia als beloning voor Capito’s misdaad in herinnering roepen (zie §107).

rei pecuniariae: ‘geldzaak, financiële kwestie’.

non unum ... verum novem: ‘niet één ... maar negen’.

quod ... posse ferri videtur: ‘wat lijkt te kunnen worden verdragen’.

eiusdem muneris: deze en volgende gen. te verbinden met socios.

putantur fuisse: ‘... worden gemeend te zijn geweest’, oftewel ‘men meent dat ... zijn geweest’ (n.c.i.).

parum: adv. ‘te weinig, onvoldoende’, te verbinden met cauti providique.

hoc est: ‘dat wil zeggen’ of ‘namelijk’, vgl. id est (afgekort i.e.).

eiusmodi: zie §134.

in tot tantisque flagitiis: ‘onder zo vele en zo grote schanddaden’; tot is onverbuigbaar.

de quo iudicium est: ‘waar het proces over gaat’.