Argumentatio-1

Paragraaf 79

nunc, Eruci, ad te venio. conveniat mihi tecum necesse est, si ad hunc maleficium istud pertinet, aut ipsum sua manu fecisse, id quod negas, aut per aliquos liberos aut servos. liberosne? quos neque ut convenire potuerit neque qua ratione inducere neque ubi neque per quos neque qua spe aut quo pretio potes ostendere. ego contra ostendo non modo nihil eorum fecisse Sex. Roscium sed ne potuisse quidem facere, quod neque Romae multis annis fuerit neque de praediis umquam temere discesserit. restare tibi videbatur servorum nomen, quo quasi in portum reiectus a ceteris suspicionibus confugere posses; ubi scopulum offendis 'eius modi ut non modo ab hoc crimen resilire videas verum omnem suspicionem in vosmet ipsos recidere intellegas.

 

Vertaling

Nu kom ik bij jou, Erucius. Je moet het met me eens zijn dat als mijn client bij deze misdaad betrokken is, hij die òf eigenhandig begaan heeft – wat jij ontkent – òf door enkele vrije mannen of slaven heeft laten uitvoeren. Door vrije mannen? Je hebt niet kunnen aantonen hoe hij hen kon ontmoeten, op welke manier hij hen ertoe kon brengen, waar, via wie, met welke verwachting en tegen welke beloning. Ik maak daarentegen duidelijk dat Sextus Roscius niet alleen niets van dat alles heeft gedaan maar dat ook niet had kúnnen doen omdat hij al vele jaren niet in Rome is geweest en nooit zonder reden het landgoed heeft verlaten. Blijkbaar bleef voor jou het noemen van slaven over, waartoe je als was het een haven je toevlucht kon nemen nadat je overige verdachtmakingen schipbreuk hadden geleden. Daar stoot je echter op een klip van dusdanige proporties dat je niet alleen de beschuldiging van hem ziet terugkaatsen, maar ook begrijpt dat elke verdenking op jullie zelf terugslaat.

venio conveniat: spel met simplex (venire) en compositum (convenire), geeft de hernieuwde focus op Erucius een schijnbaar luchtige indruk, voordat Cicero zijn argumentatie tot nu toe gaat samenvatten.

neque (5x): het extreme polysyndeton (zie thema stijlfiguren) geeft aan dat de optie ‘een vrijgelatene heeft Erucius geholpen’ onzinnig is.

quasi in portum reiectus: quasi geeft aan dat Cicero een vergelijking gebruikt. De vergelijking is goed gevonden omdat zij het beeld van Erucius als een hulpeloze schipbreukeling oproept – bijna zielig en zeker machteloos in het machtspel van Chrysogonus en de Titi Roscii.

suspicionibus – suspicionem: Cicero heeft al vaker gezegd dat Erucius zijn verdenkingen niet overtuigend heeft kunnen overbrengen (§55) en dat hij hier in het algemeen slecht in is (§59). Nu blijkt echter dat Cicero met zijn pleidooi ervoor gezorgd heeft dat de aanklagende partij zich zelf verdacht maakt – het worst case scenario voor een aanklager.