Argumentatio-3

Paragraaf 128

opinor enim esse in lege quam ad diem proscriptiones venditionesque fiant, nimirum Kalendas Iunias. aliquot post mensis et homo occisus est et bona venisse dicuntur. profecto aut haec bona in tabulas publicas nulla redierunt nosque ab isto nebulone facetius eludimur quam putamus, aut, si redierunt, tabulae publicae corruptae aliqua ratione sunt; nam lege quidem bona venire non potuisse constat. intellego me ante tempus, iudices, haec serutari et prope modum errare qui, cum capiti Sex. Rosci mederi debeam, reduviam curem. non enim laborat de pecunia, non ullius rationem sui commodi ducit; facile egestatem suam Sc laturum putat, si hac indigna suspicione et ficto crimine liberatus sit.

 

Vertaling

Want volgens mij staat de deadline voor proscripties en veilingen in de wet, namelijk 1 juni. Enkele maanden daarna werd de man gedood en werd gezegd dat zijn bezittingen verkocht waren. Ongetwijfeld werd die verkoop helemaal niet in de openbare registers opgenomen en worden we door die schurk geraffineerder om de tuin geleid dan wij denken. Of wanneer de verkoop er wel in staat, zijn de openbare registers op een of andere manier vervalst. Het staat toch immers vast dat de goederen volgens de wet niet hadden kunnen worden verkocht. Ik ben me ervan bewust, heren rechters, dat mijn onderzoek van deze dingen te vroeg komt en dat ik bijna afdwaal, omdat ik me om een kleinigheid druk maak hoewel ik het hoofd van Sextus Roscius moet redden. Want hij bekommert zich niet om het geld en is niet uit op enig persoonlijk voordeel. Hij denkt dat hij zijn armoede wel kan verdragen als hij verlost is van deze onverdiende verdenking en verzonnen aanklacht.

opinor … nimirum: Cicero’s formulering komt stevig over; hij doet zo als of hij een overbekend feit presenteert (common ground).

nebulone: een scheldwoord dat typisch is voor de komedie of satirische teksten; daarom past het bijwoord facetius (‘geestig’) hier goed bij. Cicero doet het voorkomen alsof de hele zaak een slechte komedie is (zoals al eerder, zie §46).

lege … non potuisse constat: Cicero stelt expliciet dat de zaak maar voor één uitleg vatbaar is, terwijl hij in §126 nog uitging van twee mogelijkheden.

capiti … mederi – reduviam curem: Cicero gebruikt hier een opvallende metafoor uit de geneeskunde. Alsof hij een arts is, moet hij eigenlijk een (ingewikkelde) operatie aan het hoofd van zijn cliënt uitvoeren, maar nu lijkt hij eerder met een (veel simpeler) operatie aan een vingernagel bezig te zijn. Hierbij speelt Ciceo met de dubbele betekenis van caput (letterlijk ‘hoofd’, maar ook vaak metaforisch gebruikt voor ‘leven’).

egestatem … laturum: een pathos-argument dat op het opwekken van medelijden met de zielige Roscius doelt (zie thema logos-ethos-pathos).

Kalendas Iunias: 1 juni 81 was in Sulla’s wet als datum vastgesteld waarop de proscriptie eindigde. Daarna was het dus hiet meer geoorloofd mensen aan de lijst toe te voegen (proscriptiones). Maar de wet verbood hoogstwaarschijnlijk niet dat de verkoop van de goederen van al geproscribeeerde mensen doorging (venditiones); er was natuurlijk tijd nodig om het bezit op waarde te schatten en een openbare veiling te organiseren. Cicero rekt dus de tekst van de wet best ver.

reduviam: de hele kwestie van illegale proscripties is geen ‘kleinigheidje’, zoals Cicero hier suggereert. Voor de politieke kant van het proces is het juist belangrijker dan het individuele lot van Roscius. Anderzijds spreekt Cicero hier als verdediger in een moordzaak, en is de illegale proscriptie natuurlijk minder erg dan een veroordeling van Roscius als moordenaar.

esse in lege: ‘in de wet staan’; het subject van esse is hier geen subjectsaccusativus, maar de gehele claus quam t/m fiant.

quam ad diem: merk op dat diem hier vrouwelijk is, omdat het om een vastgestelde dag of termijn gaat (zie Pinkster s.v. dies); vgl. eam diem en quae dies in §130.

Kalendas Iunias: 1 juni (81 v.Chr.). De Kalendae (een vrouwelijk plurale tantum) is de eerste dag van de maand. Om welke maand het gaat, wordt in het Latijn altijd door een adjectief uitgedrukt; letterlijk staat hier dus “de junische kalenden”.  

venisse: geen vorm van veni-re (‘komen’), maar van ven-ire (‘verkocht worden’).

nulla: Cicero had ook non kunnen schrijven, maar (een vorm van) nullus (lett. ‘geen enkele’) versterkt de ontkenning. Enigszins vergelijkbaar is het verschil tussen ‘nothing’ en ‘not anything’ in het Engels.

errare: ‘dwalen’, hier niet in de betekenis ‘zich vergissen’, maar in de betekenis ‘(van een onderwerp) afdwalen’.

qui ... curem: ‘(ik) die verzorg’. De coni. heeft een causale waarde.

mederi: ‘genezen’, een deponens dat een complement in de dativus (capiti) regeert.

reduviam: zowel de figuurlijke betekenis ‘kleinigheid’ als de letterlijke betekenis ‘ontstoken nagel’ zijn hier in het spel: Cicero vergelijkt zichzelf met een arts die zich, terwijl hij het hoofd (leven) moet genezen (redden), bekommert om een ontstoken nagel (kleinigheid).

non ullius rationem sui commodi ducit: ‘niet rekent hij op enig eigen voordeel’ (zie Pinkster s.v. ratio 10).

facile: bijwoord.

laturum: sc. esse (‘te zullen verdragen’), inf. fut. in de a.c.i. afhankelijk van putat.

hac indigna suspicione et ficto crimine: abl. separativus bij liberatus sit.