Argumentatio-1

Paragraaf 67

nolite enim putare, quem ad modum in fabulis saepenumero videtis, eos qui aliquid impie scelerateque commiserint agitari et perterreri Furiarum taedis ardentibus. Sua quemque fraus et suus terror maxime vexat, suum quemque scelus agitat amentiaque adficit, suae malae cogitationes conscientiaeque animi terrent; hae sunt impiis adsiduae domesticaeque Furiae quae dies noctesque parentium poenas a consceleratissimis filiis repetant.

 

Vertaling

Want u moet niet denken dat, zoals je vaak in het theater ziet, diegenen die iets ongeoorloofds en misdadigs hebben gedaan, door Furiën met brandende fakkels opgejaagd en hevig bang gemaakt worden. Hun eigen vergrijp, hun eigen wroeging kwelt hen het meest, hun eigen schanddaad achtervolgt hen en drijft hen tot waanzin, hun eigen kwade gedachten en hun eigen geweten jagen hen schrik aan. Dit zijn voor de goddelozen hun persoonlijke en niet rustende Furiën die dag en nacht voor de ouders boetedoening eisen van hun extreem verdorven zonen.

impie – impiis: woordherhaling die het woord pii in §66 oppakt.

sua quemque … terrent: tricolon crescens met anaphora (zie thema stijlfiguren); in het derde, sterkste colon staat ook een alliteratie (cogitationes conscientiaeque). De zin is de kern van Cicero’s rationalisering van de mythe (zie context).

agitat amentiaque afficit: sterke alliteratie (zie thema stijlfiguren); het woord amentia verwijst terug naar §62 en §66.

conscelereratissimis: Cicero had ook sceleratissimisque kunnen zeggen, maar door consceleratissimisque (een neologisme!) maakt hij een sterke alliteratie met conscientiaeque daarboven.

 

nolite enim putare – hae sunt … Furiae: Cicero rationaliseert in deze alinea de mythische verhalen: Furiën bestaan niet, maar wat wel bestaat, is het psychologische effect waarvoor ze staan, namelijk een slecht geweten dat je overal achtervolgt. Deze manier van mythes verklaren is waarneembaar in de Griekse literatuur sinds de hellenistische tijd.

impie scelerateque: verwijst terug naar het thema goddelijk (impie) vs. menselijk (scelerate) recht uit §65.

fabulae: zie §66 voor mogelijke toneelstukken die Cicero in gedachten kan hebben, en zie thema theatrale aspecten.