Argumentatio-2
Paragraaf 88restat, iudices, ut hoc dubitemus, uter potius Sex. Roscium occiderit, is ad quem morte eius divitiae venerint, an is ad quem mendicitas, is qui antea tenuis fuerit, an is qui postea factus sit egentissimus, is qui ardens avaritia feratur infestus in suos, an is qui semper ita vixerit ut quaestum nosset nullum, fructum autem eum solum quem labore peperisset, is qui omnium sectorum audacissimus sit, an is qui propter fori iudiciorumque insolentiam non modo subsellia verum etiam urbem ipsam reformidet, postremo, iudices, id quod ad rem mea sententia maxime pertinet, utrum inimicus potius an filius.
Vertaling
Wat rest, heren rechters, is ons af te vragen of eerder diegene Sextus Roscius heeft vermoord naar wie door diens dood rijkdom toekwam, of bij wie het tot grote armoede leidde? Diegene die daarvóór behoeftig was of diegene die daarna heel arm geworden is? Diegene die zich brandend van hebzucht en vijandig stort op zijn verwanten, of diegene die altijd zo geleefd heeft dat hij zich nooit heeft verrijkt, maar alleen leefde van wat zijn harde werk hem had opgeleverd? Hij die van alle opkopers de brutaalste is, of hij die vanwege de onbekendheid met forum en processen niet alleen voor deze banken maar voor de stad zelf angst heeft? En tenslotte, heren rechters, wat naar mijn oordeel het meest relevant is voor deze zaak: eerder de vijand of de zoon?
De alinea bestaat uit een lange zin waarin Magnus en Sextus Roscius vijf keer climactisch tegenover elkaar geplaatst worden. De extreme parallelie in de zinsbouw (is ... an is) versterkt het zwart-wit-effect.
uter potius – utrum potius: de herhaling van gelijkklinkende woorden aan het begin en het eind van de alinea heeft een structurerende functie.
mendacitas – egentissimus: neemt de twee begrippen op die Cicero al in §86 voor zijn cliënt heeft gebruikt.
audacissimus: zet door deze superlativus de bijzondere nadruk op audacia voort, zie §87. De tweede superlativus, egentissimus, slaat op Sextus Roscius en benadrukt diens zieligheid.
inimicus potius an filius: nadat de tegenstellingen hiervoor met cola crescentia steeds langer werden, is deze laatste, inhoudelijk sterkste en extreem beknopt geformuleerde tegenstelling bijzonder indrukwekkend.
fori iudiciorum insolentiam: de onbekendheid van de jonge Sextus Roscius met de stad is al vaker benoemd (zie §20 en §46vv. en §74vv.).
subsellia ... reformidet: Magnus daarentegen zit zonder schroom op de subsellia (zie §84 en 87).
uter: ‘wie van beiden’, ‘welke van de twee’.
feratur: se ferre of, zoals hier, ferri betekent hier ‘zich haasten (naar)’ of ‘zich storten (op)’.
nosset: verkorte vorm van novisset.
peperisset: coni. plusquamperfecti van pario (parere) ‘voortbrengen’.
insolentiam: hier ‘onbekendheid met’ (+ gen.).