Exordium
Paragraaf 1aCredo ego vos, iudices, mirari quid sit quod, cum tot summi oratores hominesque nobilissimi sedeant, ego potissimum surrexerim, is qui neque aetate neque ingenio neque auctoritate sim cum his qui sedeant comparandus.
Vertaling
Heren rechters, ik neem aan dat u zich verwonderd afvraagt waarom nou juist ik ben opgestaan, terwijl zoveel excellente redenaars en mannen van de hoogste rang zijn blijven zitten, ik die qua leeftijd, talent en gezag niet te vergelijken ben met wie hier zitten.
ego vos: Cicero begint persoonlijk door zichzelf en de rechters te benoemen, waabij hij de twee persoonlijke voornaamwoorden zeer opvallend naast elkaar plaatst. Het woord ego zal Cicero in de volgende zinnen vaak gebruiken om zichzelf te presenteren; de omringende woorden zijn daarbij altijd zorgvuldig gekozen: de tamelijk onbekende Cicero tracht zijn naam te verbinden aan die van de aristocratische rechters (zie thema zelfrepresentatie en logos-ethos-pathos).
mirari: pleidooien beginnen vaak met het idee dat de rechters wel verrast zullen zijn door de situatie. Inderdaad is Cicero's pleidooi vol verrassingen; mirari kan daarom ook als een belangrijk sleutelwoord gezien worden.
summi oratores hominesque nobilissimi: een chiasme (zie thema stijlfiguren).
ego potissimum: Cicero vergelijkt zichzelf met andere aanwezige sprekers en verklaart waarom juist hij het woord voert ter verdediging van Sextus Roscius (en gebruikt voor de tweede keer ego!).
sedeant - surrexerim - sedeant: door middel van antithese (zie thema stijlfiguren) maakt Cicero het verschil tussen zichzelf en de anderen zichtbaar.
neque aetate neque ingenio neque auctoritate: een tricolon crescens met polysyndeton (zie thema stijlfiguren).
iudices: zie voor de juridische gang van zaken het thema strafrechtspraak. Het proces vond in het openbaar op het Forum Romanum plaats, zie de plattegrond onder media.
oratores ... sedeant: redenaars hoorden in Rome niet te zitten, maar staande hun speeches te houden. Door het woord oratores met sedere te combineren, maakt Cicero duidelijk dat de tijden niet goed zijn voor het vrije woord. Bovendien verduidelijkt hij dat hij de enige echte redenaar is (surrexerim).
auctoritas: een kernbegrip in de politiek van de tijd. Hij duidt niet op een bepaald politiek ambt (dat een politicus vaak maar een jaar uitoefende), maar op zijn gezag waarmee hij de mening van zijn collega's kon beïnvloeden.
vos ... mirari: a.c.i. afhankelijk van credo. Het object van mirari (deponens) is de indirecte vraagzin quid sit quod etc.
quid sit quod: 'waarom het is dat' oftewel 'waarom'; sit is een coni. in een indirecte vraagzin.
cum ... sedeant: cum + coni. heeft hier een concessieve waarde ('hoewel').
is qui ... sim ... comparandus: gerundivum van verplichting; qui + coni. heeft hier een definiërende waarde ('ik die zodanig ben dat ik ...')