Narratio

Paragraaf 20

Quadriduo quo haec gesta sunt res ad Chrysogonum in castra L. Sullae Volaterras defertur; magnitudo pecuniae demonstratur; bonitas praediorum — nam fundos decem et tres reliquit qui Tiberim fere omnes tangunt —, huius inopia et solitudo commemoratur; demonstrant, cum pater huiusce Sex. Roscius, homo tam splendidus et gratiosus, nullo negotio sit occisus, perfacile hunc hominem incautum et rusticum et Romae ignotum de medio tolli posse; ad eam rem operam suam pollicentur. Ne diutius teneam, iudices, societas coitur.   

Vertaling

Vier dagen nadat dit gebeurd is wordt de kwestie in Sulla’s kamp in Volaterra aan Chrysogonus gemeld. Hem wordt de omvang van het vermogen aangegeven; de voortreffelijkheid van de landgoederen (want Roscius liet er dertien na die bijna allemaal aan de Tiber grenzen); de armoede en eenzaamheid van mijn cliënt worden gemeld. Ze wijzen erop dat wanneer de vader van mijn cliënt, een zo aanzienlijk en geliefd man, zonder enige moeite is vermoord, deze argeloze, simpele en in Rome onbekende man doodgemakkelijk uit de weg geruimd kan worden. Daarvoor bieden ze hun hulp aan. Rechters, om u niet langer op te houden: het verbond wordt gesloten.

defertur ... demonstratur ... commemoratur: drie historische praesentia in het passief, die drie zinnen met een tricolon crescens vertegenwoordigen (de laatste deelzin is de langste). De agens (dader) van de actie is niet uitgedrukt, maar door de actieve vorm demonstrant direct na commemoratur wordt gesuggereerd dat de twee Titi Roscii samen naar Chrysogonus gingen.

inopia et solitudo: de zielige toestand van Roscius wordt benadrukt. In Cicero's retorisch handboek De inventione dat hij iets vroeger dan deze speech schreef, worden de twee begrippen eveneens samen als de tiende topos benoemd om medelijden bij de toehoorders op te wekken (De inventione 1.109).

nullo negotio sit occisus ... tolli: dezelfde woorden komen aan het einde van de narratio in §28 terug (nullo negotio tolleretur). Zij benadrukken de roekeloosheid van de Titi Roscii en van Chrysogonus.

hominem incautum et rusticum et Romae ignotum: de aangeklaagde Roscius junior wordt met dit tricolon crescens (zie thema stijjlfiiguren) als makkelijke, naïeve, maar onschuldige prooi neergezet (de naïeve boer). Zie het thema stad en platteland en bijv. het commentaar bij §26.

in castra L. Sullae: anders dan in §6 waar Cicero Sulla noemt en meteen diens eer en onschuld benadrukt, wacht hij hier enkele zinnen tot het einde van §21 (imprudente L. Sulla) voordat hij benadrukt dat Sulla van al deze gebeurtenissen niets afwist. Het feit dat Cicero Sulla wel regelmatig noemt, maar steeds erbij zegt dat hij niets tegen hem persoonlijk kan en wil inbrengen, geeft ons een indruk van de mate waarin Sulla Rome in de greep hield: openbare kritiek kon potentieel gevaarlijk voor een spreker zijn; zie ook de vrees van de andere potentiële advocaten in §1b en 5 thema Sulla.

Volaterras: Volaterrae, vandaag Volterra in Toscana, werd tussen 81 en 79 v.Chr. door Sulla's troepen belegerd omdat de stad bondgenoot van Sulla's tegenstander C. Marius was geweest. In 79 v.Chr. werd de stad ingenomen en volledig geplunderd. Door de plaats van het legerkamp hier te noemen, herinnert Cicero de luisteraars eraan dat volgens hem dit proces ook over de politieke toestand in Rome moet gaan, zie commentaar bij §14 (rei publicae calamitatem).

qui Tiberim tangunt: de nabijheid van een rivier maakt het land vruchtbaarder en vergemakkelijkt het transport van de geproduceerde goederen. De Tiber maakt transport naar de markten in Rome mogelijk.

societas coitur: een maatschap was normaliter bedoeld om voor gezamenlijke rekening handel te drijven, hier om van Roscius junior af te komen en het vermogen van Roscius senior in te pikken en onderling te verdelen.

quadriduoquo haec gesta sunt: 'vier dagen nadat deze dingen gedaan zijn' (vgl. bi-duum, tri-duum). 

de medio tolli: de medio tollere = 'uit de weg ruimen'.

ad eam rem: namelijk het uit de weg ruimen van Sex. Roscius junior.

diutius: comparativus van diu (bijwoord).