Narratio

Paragraaf 21

Cum nulla iam proscriptionis mentio fieret, cum etiam qui antea metuerant redirent ac iam defunctos sese periculis arbitrarentur, nomen refertur in tabulas Sex. Rosci, hominis studiosissimi nobilitatis, cuius bonorum manceps fit Chrysogonus; tria praedia vel nobilissima Capitoni propria traduntur, quae hodie possidet; in reliquas omnes fortunas iste T. Roscius nomine Chrysogoni, quemadmodum ipse dicit, impetum facit. Haec omnia, iudices, imprudente L. Sulla facta esse certo scio.  

Vertaling

Hoewel er al geen sprake meer was van proscripties, en ook zij die voordien bang geweest waren terugkeerden en dachten dat het gevaar geweken was, werd de naam van Sextus Roscius aan de lijst toegevoegd, een grote aanhanger van de aristocratie. De opkoper werd Chrysogonus. Drie van de mooiste landgoederen werden aan Capito in volle eigendom gegeven, die hij tot op vandaag bezit. Alle andere bezittingen nam deze Titus Roscius uit naam van Chrysogonus, zoals hij zelf zegt, in beslag. Deze goederen, zes miljoen sestertiën waard, werden voor tweeduizend verkocht. Van dat alles weet ik zeker, heren rechters, dat het buiten medeweten van Sulla gebeurd is.

defunctos sese periculis: de woordkeuze is wrang: defungi + abl. = 'doorstaan', maar defungi betekent meestal 'sterven' (< vitā defungi 'het leven ten einde brengen'). 

Chrysogonus ... Chrysogoni: twee keer wordt de naam genoemd, de eerste keer aan het einde van een lange periode (en dus gemarkeerd). Cicero wekt hiermee de suggestie dat de twee Roscii hun misdaden alleen in het belang van Chrysogonus begaan – hij is het meesterbrein achter de samenzwering (zie het commentaar bij societas in §20).

impetum ... imprudente: de alliteratie versterkt de oorlogsmetafoor impetum facere (de woorden zijn nog sterker gemarkeerd door ze als citaat van Roscius Magnus aan te duiden) en tegelijkertijd Sulla's onschuld, zie commentaar bij §20. Als bewijs voor Sulla's onwetendheid dient het verhaal van het gezantschap uit Ameria in §25 waarin Cicero de woorden imprudente Sulla herhaalt.

proscriptionis mentio: volgens Cicero was de proscriptielijst al gesloten; het latere toevoegen van de naam van Roscius was dus onwettig. Zie voor Sulla's proscriptie het thema politieke context en §16.

hominis studiosissimi nobilitatis: zie het commentaar bij §15 voor de nauwe band die vader Roscius met de aristocratie had.

manceps: koper van staatseigendom, zoals van geconfisqueerde goederen.

tria praedia propria traduntur: traditio van praedia (= res mancipi) gaf geen eigendom maar bezit: pas na verloop van twee jaar zou Capito eigenaar worden. Het is daarom ook onduidelijk wat Cicero hier bedoelt met ‘propria’. Het werkwoord ‘traduntur’ suggereert dat de drie praedia direct werden 'geleverd'.

qui antea metuerant: 'degenen die voordien bang waren geweest', subject bij redirent ac ... arbitrarentur.

iam defunctos sese periculis arbitrarentur: arbitrarentur + a.c.i. sese .. defunctos [esse] ('zij meenden dat zij ... hadden doorstaan'). De woordkeuze is wrang: defungi + abl. = 'doorstaan', maar defungi betekent 'sterven' (< vitā defungi 'het leven ten einde brengen'). 

cuius bonorum manceps fit Chrysogonus: 'van wiens bezittingen de opkoper wordt... Chrysogonus!' 

tria praedia vel nobilissima: vel + superlativus = 'beslist, zeker'. 

propria: predicatief 'als zijn eigendom'.

in reliquas omnes fortunas ... impetum facit: impetum facere in = 'een aanval doen op'.

imprudente L. Sulla: abl. absolutus 'L. Sulla onkundig zijnde', d.w.z. 'buiten medeweten van L. Sulla'.