Narratio
Paragraaf 23Interea iste T. Roscius, vir optimus, procurator Chrysogoni, Ameriam venit, in praedia huius invadit, hunc miserum, luctu perditum, qui nondum etiam omnia paterno funeri iusta solvisset, nudum eicit domo atque focis patriis disque penatibus praecipitem, iudices, exturbat, ipse amplissimae pecuniae fit dominus. Qui in sua re fuisset egentissimus, erat, ut fit, insolens in aliena: multa palam domum suam auferebat, plura clam de medio removebat, non pauca suis adiutoribus large effuseque donabat, reliqua constituta auctione vendebat.
Vertaling
Ondertussen komt deze Titus Roscius, een beste man, zaakwaarnemer van Chrysogonus, naar Ameria, neemt de landgoederen van mijn cliënt met geweld in bezit, gooit deze ongelukkige, die door rouw overmand is, die nog niet alle wettelijke taken bij zijn vaders begrafenis heeft vervuld, berooid uit zijn huis en verjaagt hem halsoverkop bij zijn vaderlijke haard en huisgoden, heren rechters, en wordt zelf heer van een zeer aanzienlijk vermogen. Hoewel hij van zichzelf zeer arm was, was hij zoals dat gaat verkwistend met andermans zaken; veel nam hij openlijk mee naar zijn eigen huis, nog meer haalde hij er stiekem weg en heel wat deelde hij kwistig en royaal uit aan zijn helpers. Wat overbleef verkocht hij op een speciaal belegde veiling.
vir optimus: ironie: de tegenpartij wordt belachelijk gemaakt door op een verheven manier over ze te praten; zie voor een vergelijkbare ironie §17 (nobilis gladiator). De ironie wordt versterkt wanneer in §24 Cicero's cliënt Sextus Roscius eveneens vir optimus genoemd wordt.
invadit: zet de metafoor van §21 voort: de TIti Roscii voeren geen proces, maar een oorlog tegen Sextus Roscius.
hunc miserum ... luctu perditum ... nudum eicit domo: Cicero gebruikt zeer pathetische beelden die de levendigheid van zijn narratio versterken (evidentia) en zo het medelijden van de toehoorders opwekken, zie commentaar bij §19 en thema logos-ethos-pathos.
amplissimae ... egentissimus: de twee superlativi markeren de dramatisch snelle verandering in Roscius Magnus' leven, zie ook commentaar onder "context". Voor Cicero's regelmatig gebruik van superlativi in deze speech, zie ook §11 en 12.
hunc miserum: slaat alleen op Sextus Roscius junior. Met geen woord wordt gerept over de echtgenote en andere kinderen van vader Roscius, genoemd in §96. Zijn die dan niet van huis en haard verdreven?
amplissimae pecuniae fit ... egentissimus ... insolens in aliena: de absurditeit van het personage Ti. Roscius Magnus (zie ook §17 over het onpassende cognomen Magnus) wordt versterkt door te benadrukken dat hij van volledig arm tot superrijk is geworden, maar met zijn rijkdom niet goed kan omgaan. Het tussengevoegde ut fit versterkt de indruk dat Roscius een welbekende (typische) rol speelt zoals die uit de komedie of satire bekend is. Trimalchio uit de (latere) Satyrica van Petronius is een prachtig voorbeeld van hetzelfde type nouveau riche.
adiutoribus large effuseque donabat: versterkt de indruk dat Roscius Magnus deel van een schandelijke societas is (zie commentaar bij §20): hij betaalt als het ware allen die hem bij het verkrijgen van het landgoed hebben geholpen.
vir optimus: ironisch.
procurator: 'zaakgelastigde, gevolmachtigde'
qui nondum etiam omnia ... iusta solvisset: 'die zelfs nog niet alles ... volgens de wet had vervuld'
in aliena: vul aan re.