Peroratio

Paragraaf 143

verum haec omnis oratio, ut iam ante dixi, mea est, qua me uti res publica et dolor meus et istorum iniuria coegit. Sex. Roscius horum nihil indignum putat, neminem accusat, nihil de suo patrimonio queritur. putat homo imperitus morum, agricola et rusticus, ista omnia quae vos per Sullam gesta esse dicitis more, lege, iure gentium facta; culpa liberatus et crimine nefario solutus cupit a vobis discedere;  

Vertaling

Maar dit hele betoog is, zoals ik al eerder heb gezegd, van mijzelf afkomstig, waartoe het staatsbelang, mijn verdriet en het onrecht van die lieden me hebben gedwongen. Maar Roscius beschouwt niets van die dingen als schandelijk, hij beschuldigt niemand en klaagt niet over zijn erfenis. Hij, een wereldvreemde man, boer en plattelander, beschouwt alles wat naar uw zeggen door Sulla is gedaan als in overeenstemming met gewoonte, wet en volkenrecht. Het is zijn wens om hier bevrijd van schuld en vrijgesproken van een gewetenloze misdaad vandaan te gaan.

Cicero heeft in de laatste paragrafen van de argumentatio veel gedurfd en de adellijken gewaarschuwd dat zij, als ze hun taak niet goed vervullen, de staat en hun eigen positie in gevaar brengen. Dat is een riskante tactiek, want het zou de rechters (allemaal ook adellijken) boos op hem kunnen maken. Daarom is het belangrijk om in de peroratio, waar traditioneel veel ruimte voor pathetische argumentatio is, de welwillendheid van de rechters tegenover Roscius niet in gevaar te brengen. Cicero zegt daarom nog eens expliciet dat zijn kritiek niet door Roscius gedeeld wordt.

omnia oratio ... mea est: zie §129.

res publica, dolor meus, istorum iniuria: met het tricolon rondt Cicero zijn bespreking van van de droevige toestand in de staat af en keert terug naar de eigenlijke zaak (versterkt door de afsluitende alliteratie). Cicero gebruikt hier, aan het begin van zijn peroratio, veel tricola (nihil putat, neminem accusat, nihil queritur; imperitus morum, agricola, rusticus; more, lege, iure gentium).

agricola rusticus: Cicero keert terug naar de karaktersisering van Roscius als een naïeve boer, zie §20, §46vv en vaker.

more lege iure gentium: tricolon crescens: mos = ongeschreven gewoonterecht van een volk, lex = geschreven wet van het Romeinse volk die tot stand is gekomen in de volksvergadering, en het ius gentium is het (ongeschreven) natuurrecht van alle volken.

ut ... dixi: ut + indicativus ‘zoals’.

qua uti ... coegit: ‘welke te gebruiken mij ... hebben gedwongen’; coegit heeft drie enkelvoudige subjecten en in zo’n geval gebruikt het Latijn vaak ook een enkelvoudige persoonsvorm.

imperitus morum: imperitus + gen. ‘onbekend met’.

quae vos per Sullam gesta esse dicitis: ‘die jullie beweren door Sulla gedaan te zijn’, i.e. ‘waarvan jullie beweren dat ze door Sulla gedaan zijn’ (relative Verschränkung).

facta: sc. esse, inf. perf. in de a.c.i. afhankelijk van putat.