Stad en platteland

Rome was het onbetwiste centrum van het Romeinse Rijk en al helemaal van Italië. Sinds de tweede eeuw v.Chr. trok de stad in toenemende mate massa’s mensen aan die daar wilden wonen en werken of die gedwongen waren om daar te verblijven (als slaven of dagloner etc.). Hoe enorm deze aantrekkingskracht was, blijkt uit het feit dat op het moment dat Cicero overleed bijna een miljoen mensen in de stad leefden (ter vergelijking: zo veel inwoners zou Rome na de oudheid pas weer na de Eerste Wereldoorlog hebben). Voor de oudheid was het een echte megacity! Ook Cicero was een van de vele jonge mannen die door hun ouders naar Rome gestuurd werden om daar een goede opleiding te volgen en carrière te maken. Zelf was hij afkomstig uit het stadje Arpinum in Latium, waar zijn vader, een rijke ridder, waarschijnlijk een vergelijkbaar aanzien en autoriteit genoot als vader Roscius in Ameria (als we Cicero’s pleidooi tenminste mogen geloven).

Urbanitas

Rome was dus aantrekkelijk voor mensen van het platteland. Wie politiek of cultureel iets wilde bereiken, ging ernaartoe voor frisse wind en nieuwe ideeën. De Romeinen waren daarom ook trots op het leven in de hoofdstad: in de eerste eeuw v.Chr. werd het woord urbanitas (afgeleid van urbs, de stad) vaak gebruikt om een verfijnde cultuur aan te duiden. Zo moest iemand die als redenaar succes wilde hebben, leren om urbane te spreken, dat wil zeggen dat hij zijn lokale dialect moest afleren en zich qua intonatie en syntaxis de standaardtaal van Rome moest eigen maken. Aan de andere kant dachten veel Romeinen bij de stad ook aan minder verheven dingen: aan drukte, lawaai en stank in de krappe straten en aan grote flatgebouwen met veel te veel inwoners per appartement; aan een hectisch bestaan, en aan mensen die alleen wegens hun carrière naar Rome kwamen en geen interesse in fatsoenlijk gedrag toonden.

Nostalgie naar het platteland

Terwijl de stad Rome voor bezigheid en hectiek stond, hadden bijna alle rijke Romeinen ook villa’s buiten de stad, op het platteland, waar ze in hun vrije tijd naartoe gingen om er met vrienden te genieten van muziek, literatuur en goed eten (niet voor niets spelen veel van Cicero’s filosofische dialogen zich in zo’n landvilla af). Het leven daar was ontspannen en beduidend minder hectisch; het leek er bijna op dat men in een vroeger tijdperk terugkeerde toen de mensen nog niet zo gehaast waren. Met name de omgeving van Rome, de stadjes en dorpen in Latium, hadden een hoge nostalgiewaarde voor de Romeinen. Vaak waren dat oude steden met rituelen, heiligdomen of verhalen over het verre verleden. Een reis naar het platteland betekende dus niet alleen het fysiek afstand nemen van Rome, maar ook een mentale verwijdering van het leven in de stad; daarom werd het vaak geïdealiseerd.

Stereotypering stad en platteland

De laatste twee alinea’s vatten in wezen klassieke stereotypen van de stad Rome en het platteland samen die in de oudheid populair waren. Ook Cicero maakt in de speech ter verdediging van Sextus Roscius veelvuldig gebruik van de stereotype voorstellingen van stad en platteland. Met name de inwoners van Ameria worden geïdealiseerd als mensen die de oude mos maiorum (de zeden en gebruiken van de voorvaders) in ere hielden - anders dan de inwoners van Rome. In §26 noemt Cicero hen expliciet homines antiqui en verwijst daarmee naar het bijna anachronistische leven op het platteland. De burgers van Ameria representeren de onvervalste gevoelens van fatsoen en moraal, die Romeinen eigenlijk allemaal dienen te hebben, maar die in Rome juist door mensen zoals Chrysogonus dreigen te verdwijnen. Cicero’s cliënt, Sextus Roscius junior, wordt eveneens als de typische Romein-van-het-platteland beschreven: een simpele, eerlijke, niet bijzonder verfijnde en een tikkeltje saaie boer die geen vlieg kwaad doet. Chrysogonus daarentegen vertegenwoordigt de typische decadente stadsbewoner, een smakeloze nouveau riche: hij is heel rijk, heeft massa’s slaven die niet (zoals de slaven van Roscius) hard werken op het land, maar alleen voor zijn luxeleven moeten zorgen.

Het is interessant op te merken dat de dichotomie tussen stad en platteland waarmee Cicero in zijn speech speelt, ook vaak voorkomt in de Romeinse komedie (bijvoorbeeld bij de komediedichter Plautus, die drie generaties ouder is dan Cicero). Dit verbindt deze stereotypering met de vele theatrale aspecten van de speech (zie het thema theatrale aspecten). Het is dus waarschijnlijk dat Cicero de stereotypen niet alleen inzet om zijn betoog overtuigender te maken, maar ook om het publiek te vermaken. De strategie was blijkbaar succesvol, want hij zou een vergelijkbare tactiek ook in zijn beroemde latere speeches tegen Verres toepassen, waarin de inwoners van de provincie Sicilië (die de meedogenloze gouverneur Verres heeft uitgeplunderd) eveneens als belichaming van de oude mos maiorum optreden.

Verder lezen

Ralph Rosen en Ineke Sluiter (eds), City, Countryside, and the Spatial Organization of Value in Classical Antiquity (Leiden en Boston 2006).

Catherine Edwards, Writing Rome: Textual Approaches to the City (Cambridge 1996).

Opdrachten

  1. Zoek in de speech passages waarin de dichotomie stad en platteland naar voren komt. Zet alle adjectieve en andere woorden op een rij die Cicero hiervoor gebruikt. Beargumenteer hoe Cicero's schets van 'stad en platteland' zijn verdediging van Sextus Roscius kan ondersteunen.
  2. Welke rol speelt volgens jou het feit dat Cicero zelf niet in Rome geboren werd? Betekent dit persoonlijke detail nog iets voor de interpretatie van Cicero’s stereotypering?

 

Printbare versie van Stad en Platteland