Theatrale aspecten
De meeste processen vonden in Rome in het openbaar, op het Forum Romanum, plaats; iedereen die langsliep kon blijven staan en luisteren wat de aanklager en verdediger te vertellen hadden en – vaak nog belangrijker – hoe zij hun pleidooi verwoorden. Hoe spectaculairder de retorische voordracht, des te groter de kans dat veel publiek bleef staan om te luisteren. Deze aandacht (en het liefst de bijval) van de omstanders was voor sprekers belangrijk: met name jonge advocaten (zoals Cicero in deze speech) gebruikten opzienbarende processen om naamsbekendheid te verwerven en hun eigen netwerk te vergroten (zie thema amicitia). Deze context maakt het begrijpelijk waarom juridische redevoeringen in het oude Rome op goed geënsceneerde toneelstukken leken, veel meer dan hedendaagse pleidooien.
Theatrale actio
De retorische theorie had voor het uitspreken van een speech een eigen methode bedacht die op retoricascholen onderwezen werd: actio (het woord wordt niet voor niets ook voor het opvoeren van toneelstukken gebruikt). Helaas is dit onderdeel van de antieke retorica voor ons slechts in zeer beperkte mate toegankelijk omdat er nu eenmaal geen opnames van een speech bestaan waarin stemgebruik, lichaamstaal en gestiek vastgelegd werden. Wel kennen we enkele typische elementen van een geslaagde speech: verdedigers zorgden ervoor dat de aangeklaagde gepast gekleed was om medelijden op te wekken, en gebruikten ook rekwisieten; soms voerden zij zelfs zijn familieleden ten tonele om te laten zien hoe zielig deze in het geval van een veroordeling eraan toe zouden zijn. Naast deze visuele elementen vinden we ook in de teksten van de redevoeringen theatrale elementen terug. De Pro Sexto Roscio Amerino is in dit opzicht een prachtvoorbeeld – Cicero was nog een jonge en onstuimige redenaar die dolgraag de aandacht van de menigte wilde trekken.
Altercatio en Cicero als regisseur
Een van de meest opvallende theatrale middelen die Cicero gebruikt zijn de vaak voorkomende altercationes, vaak met de aanklager Erucius. Hierbij doet Cicero het voorkomen alsof hij in gesprek met Erucius gaat; maar in werkelijkheid spreekt Cicero zowel zijn eigen woorden als ook die van de tegenstander. We weten niet precies in hoeverre dit gepaard ging met verdere theatrale middelen: gestes, stemverandering etc. Wat we wel kunnen zeggen is dat zo’n altercatio voor het publiek onderhoudend is omdat het de rationele bewijsvoering onderbreekt, en dat het voor Cicero heel handig is om met de stem van zijn tegenstander te spreken omdat hij dan bepaalt wat deze zegt. Hij kan zo het oorspronkelijke betoog van Erucius verdraaien, verkorten of belachelijk maken en daarmee gelach van het publiek opwekken. Erucius wordt hierdoor neergezet als een miserabele aanklager. Cicero heeft hem dus, alsof hij een regisseur was, een specifieke rol toebedeeld. Dat doet hij ook met bijna alle andere belangrijke personages: Cicero voert hen in de narratio op alsof het om types op het toneel gaat: de naïeve boer (Sextus Roscius), de zelfverliefde miles gloriosus (Titus Roscius Capito), de hyperrijke en immorele vrijgelatene (Chrysogonus). Bijgevolg lijkt het er soms op alsof alle personages niets anders dan poppetjes zijn die Cicero laat dansen zoals hij maar wil.
Cicero’s expliciete verwijzingen naar toneelstukken
Toneelstukken en met name komische stukken waren in Rome razend populair; zij hadden een zeer beperkt repertoire van typische personages die steeds weer in verschillende stukken terugkwamen. Het publiek kende hen goed en kon daarom ook de personages van Cicero’s juridisch toneelstuk als zodanig goed herkennen. Om het publiek nog explicieter aan het toneel te laten denken, verwijst Cicero echter soms ook expliciet naar toneelstukken, bijvoorbeeld in §46, wanneer hij zijn cliënt met een jonge boer uit een blijkbaar beroemde komedie vergelijkt, en in §66, wanneer hij een toespeling op een beroemde tragische plot maakt om de verschrikking van vadermoord te benadrukken.
Evidentia
Een laatste retorische middel die men in iets lossere zin ook theatraal mag noemen zijn passages waar Cicero de luisteraars door middel van zijn woorden uitnodigt om de gebeurtenissen die hij beschrijft als het waren voor hun geestesoog te zien. Dit noemt men in de retorische theorie evidentia; het wordt bij de pathos-middelen gerekend (zie thema logos-ethos-pathos) waarmee men het publiek emotioneel wil raken. Natuurlijk is evidentia-gebruik niet automatisch theatraal, maar Cicero gebruikt het wel op momenten waar de visuele indrukken die hij schildert heel goed bij een toneelstuk zouden passen.
Redenaar en acteur
Theatraliteit was dus belangrijk voor een geslaagde speech. Maar er lag ook een gevaar op de loer. Een redenaar was (tenminste potentieel) lid van de upper class en diende zijn waardigheid te behouden; een acteur daarentegen stond in de sociale ladder vrij laag. Het was dus niet wenselijk dat een redenaar als een grappenmaker of komediant overkwam; dat zou zijn reputatie beschadigen. Het was daarom geen onverdeeld compliment toen Cato de Jongere over Cicero, die net consul was geworden, zei dat Rome nu een grappige consul had. Cicero werd door antieke schrijvers wel vaker het verwijt gemaakt dat hij zich in bepaalde situaties clownesk had gedragen.
Bij alle overeenkomsten tussen het uitspreken van een redevoering en de opvoering van een toneelstuk benadrukt de antieke retorische theorie daarom voortdurend dat een redenaar een acteur nooit helemaal mag imiteren. De middelen die hij gebruikt zijn weliswaar dezelfde als die van een acteur, maar de redenaar mag niet te veel doen. Uiteindelijk is de grens tussen een goede redenaar en een clown met woorden moeilijk te definiëren: hij wordt bepaald door smaak.
Verder lezen
Jon Hall, Cicero’s Use of Judicial Theater (Ann Arbor 2014).
Ann Vasaly, Representations: Images of the World in Ciceronian Oratory (Berkeley 1993).
Opdrachten
- Kijk naar de passages waar Cicero expliciet naar toneelstukken verwijst, en leg uit welk effect deze verwijzingen precies op de luisteraar hebben.
- Lees de narratio en probeer een duidelijk beeld van alle belangrijke personages te krijgen. Kijk daarna naar de film die de BBC over de Roscius-zaak gemaakt heeft (te vinden in de media bij §1a) en vergelijk je eigen voorstelling met de manier waarop zij door de regisseur gecast zijn.
- Nu je weet dat Cicero zijn speeches theatraal heeft voorgedragen: probeer eens de peroratio op gepaste manier op te voeren (oftewel in het Nederlands of, nog leuker, in het Latijn). Denk aan stemgebruik en lichaamstaal!